Verslag van een dag op het IFFR, deel 1

verslag van het IFFR

Dit jaar bezoek ik voor het 15de jaar op rij het filmfestival in Rotterdam. In totaal zal ik 3 dagen afreizen naar Rotterdam. Op de eerste dag van de editie van 2015 zag ik 3 films: Timbuktu, A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence en Tokyo Tribe.

Timbuktu

De eerste film was Timbuktu. Ondanks de aanvangstijd van 09:45 uur was de zaal helemaal vol. Dit komt natuurlijk deels door het feit dat de film een nominatie voor Oscar voor beste buitenlandse film op zak heeft, maar ook door het actuele thema van de film: jihadisme. De pers in ons land richt zich wat dat onderwerp betreft vooral op het Midden-Oosten, maar ook in delen van Afrika zijn groepen fanatieke en orthodoxe moslimstrijders actief. Zo ook in de prachtige stad Timboektoe.

De gewapende mannen patrouilleren door stad en omgeving en dringen onder de dreiging van geweld hun strenge leer en de bijbehorende sharia aan de lokale bevolking op. Regisseur Abderrahmane Sissako steekt op dappere, maar vooral subtiele wijze de draak met deze jonge mannen. Zo zie je een Franse bekeerling die ooit rapper was op stuntelige wijze een videoboodschap opnemen of de jihadisten discussiëren over wie de beste voetballer ooit was terwijl voetbal zelf door dezelfde mannen in de stad is verboden. Echt mooi zijn de scenes waarin de plaatselijk imam op kalme en intelligente wijze tegengas geeft aan de ‘bezetters’.

Dat alles is maar een deel van de film, want eigenlijk draait het om de veehouder Kidane die net buiten de stad met vrouw en dochter in een traditionele tent woont. Zijn vrouw is bang voor de nieuwe situatie in de stad en de buren zijn vanwege dit feit al gevlucht. De kalme Kidane denkt dat het allemaal wel overwaait, maar dan krijgt hij ruzie met een visser uit de buurt en krijgt ook hij te maken met de grilligheden van de jihadisten.

Timbuktu is soms heftig met beelden van zweepslagen en een steniging, maar zit ook vol humor en prachtige poëtische beelden waaronder een van een voetbalwedstrijd zonder bal. Voeg daarbij prachtige Malinese muziek en je hebt inderdaad een serieuze kandidaat voor een Oscar.

A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence

verslag van het IFFR

Met A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence keert de Zweedse regisseur Roy Andersson weer terug naar het IFFR. Deze film vormt samen met Songs from the Second Floor en You, the Living een trilogie. Ben je bekend met deze twee films, dan weet je wat je kunt verwachten. Figuurlijk gesproken dan, want de films van Andersson zijn zo absurd dat werkelijk alles kan gebeuren. Ook A Pigeon… bestaat weer uit heel veel losse scenes (of sketches) die onderling met elkaar verbonden zijn. De belangrijkste verhaallijn volgt twee mannen die feestartikelen verkopen, maar ook de Zweedse koning, een verdwaalde admiraal en een flamencolerares spelen een rol.

Vrijwel alles in deze film is grauw en of troosteloos, maar dan wel op zodanige wijze dat het heel grappig begint te worden. Aan het eind van de film gaat Roy Andersson in een scene te ver in zijn zwarte humor. Ik merkte aan de mensen in de zaal dat dit behoorlijk ongemakkelijk was en dat velen zich afvroegen of dit ook om te lachen zou moeten zijn. Gelukkig kom een scene later de verklaring en context voor deze beelden en blijkt de regisseur de kijker op het verkeerde been te hebben gezet.

A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence won op het filmfestival van Venetië de Gouden Leeuw.

Tokyo Tribe

verslag van het IFFR

Ja, deze dag op het IFFR was zeer divers want de derde film komt uit Japan en draait om jeugdbendes en hiphop. Tokyo Tribe is gebaseerd op een populaire Japanse strip en gaat over verschillende jeugdbendes in Tokio. Iedere wijk heeft zijn eigen bende, maar de stad lijkt in werkelijkheid in handen te zijn van de sadistische gangsterbaas Lord Buppa. Elke avond laat Buppa een stoet jonge meisjes bezorgen. De ene helft eet hij op, de anderen gaan voor hem werken in een bordeel. Maar dit keer zit er een meisje in het gezelschap die hij beter niet had kunnen laten ontvoeren. De jonge Sumni blijkt een bijzondere achtergrond te hebben.

Tegelijkertijd probeert Mera, de rechterhand van Buppa, een oorlog tussen de bendes te ontketenen. De reden daarvoor lijkt macht, maar aan het einde van de film blijkt het om iets heel anders te draaien. Op een manier die doet denken aan films als The Warriors bundelen alle bendes in de stad (de Tokyo Tribes) hun krachten en gaan ze de strijd met met Mera en Buppa aan.

Als je dit alles zo leest lijkt het alle ingrediënten te bevatten voor een typische Japanse moderne film, maar Tokyo Tribe heeft nog 1 zeer belangrijk ingrediënt wat de film anders maakt: hiphop. Als een postmoderne versie van de West Side Story worden heel veel delen van de tekst in Tokyo Tribe gerapt. De combinatie van visuele overdaad, grof geweld, vreemde personages en blote vrouwen met harde de beats en raps maken dit een spectaculaire film, maar wel een voor de liefhebber.