Recensie: Yo La Tengo, Paradiso

Yo La Tengo

Hoe jezelf een houding te geven tijdens een twintig minuten durende gitaarjam? Een rondgang in het Paradisopubliek dat zondagavond bij Yo La Tengo aanwezig is, leert dat de mogelijkheden legio zijn: de hand onder de kin en fronsend doch geïnteresseerd kijken, jezelf omarmen en heen en weer wiegen als een reïncarnatie van Ian Curtis, of de knieën licht buigen en ongegeneerd de luchtgitaar ter hand nemen.

Als deze jam in volle gang is, zijn we aanbeland in het tweede deel van de set. Frontman Ira Kaplan heeft ons gewaarschuwd: het gaat een lange show worden vanavond. Een volle drie uur houdt de band uit New Jersey het Amsterdamse publiek aan de vloer genageld, hoewel er met die lengte wel een beetje gesmokkeld wordt. De show is namelijk opgedeeld in meerdere delen. Een eerste, zeer rustige set, daarna een rock gedeelte en nog twee toegiften op de koop toe.

Helaas haalt deze opdeling ontzettend de vaart uit de avond en dat is zonde, want een band die het palet van verstilde liefdesliedjes tot aan langgesponnen noiserockjams bedient zou toch een spannende show neer moeten kunnen zetten.

Yo La Tengo

Maar nee, het trio houdt de genres liever gescheiden. En dus horen we eerst drie kwartier rustig werk, met veel nummers van nieuwe plaat Fade. Het tempo ligt lager dan een gemiddelde metronoom aankan. De sfeer in Paradiso is die van een lome nazomermiddag, slaperig, met net iets te veel alcohol in het systeem. Met andere woorden: mooi, maar lichtelijk slaapverwekkend.

Yo La Tengo

Pas na een setombouw van een half uur krijgen we eindelijk wat steviger werk te horen. Met Here to fall van voorlaatste plaat Popular Songs komt het optreden pas echt goed op gang. Gelukkig heeft de band de goodwill van de aanwezige fans mee, die zeer geduldig wachten op waar Yo La Tengo echt in uitblinkt: intricaat gewoven gitaarpartijen à la Velvet Underground en destructieve, dissonante gitaarsolo’s à la Sonic Youth. Ira Kaplan ontlokt langgerekte klaagzangen aan zijn Fender en de oude rocker schrikt er niet voor terug om zijn instrument woest in het rond te zwaaien. Even ben je bang dat de versterkers aan gort gemept gaan worden, maar daar is deze band, die 25 jaar geleden voor het eerst in Amsterdam optrad, toch iets te volwassen voor.

De overige twee bandleden zorgen ondertussen dat het geheel niet ontspoord en houden Kaplans gitaargeweld in balans. Kaplans vrouw, Georgia Hubley laat haar kwastjes ogenschijnlijk stoïcijns en jaloersmakend soepel over de toms en bekkens gaan. Niet altijd even ritmevast. Haar stem is donker maar breekbaar tegelijk. De robuuste bassist James McNew voegt verdieping toe met lome, vette basakkoorden. Op hun spel valt dan ook niet zo veel aan te merken, maar het is jammer dat Yo La Tengo slechts een paar keer lekker uit de bocht vliegt en de rest van de avond toch vooral een beetje saai is.

Tekst: Saskia Naafs
Foto’s: Erik Bremer