Recensie: Okkervil River / Matthew E. White

okkervil river en matthew e white

“Cabaret” Metro is zo’n heerlijk vervallen theater uit de jaren ’20 waar Chicago patent op lijkt te hebben: fluwelen gordijnen, Griekse zuilen, en over-de-top ornamenten rondom het podium.

Dit zaaltje, met afmeting van pak ‘m beet Tivoli, ligt een klein stukje ten noorden van Wrigley Field in een buurt die vooral bekend staat als de “party-hood”. Dit heeft een nogal schizofrene programmering tot gevolg, variërend van platte Ameri-techno tot artiesten als James Blake, Walkmen, Stars en in dit geval Okkervil River. En tot een dito schizofreen publiek: bebaarde hipsters gecombineerd met Wrigleyville “bro’s”.

Hippie-vibe

De avond begon met Matthew E. White, die samen met zijn band de klok terugzette naar eind jaren ’60. Of, wat preciezer, de psychedelische jam-folk die onder meer door de soundtrack van de musical Hair zo populair is geworden. Denk percussie, analoge synths, akoestische gitaren, en lang uitgesponnen jams. Oh, en heel veel baardgroei (ondergetekende voelde zich in de kaalgeschoren minderheid). Het enthousiasme van White en consorten in dit laatste optreden van hun tour, gekoppeld aan het feit dat hij maar één gitaar bij zich had, leidde tot wat problemen toen de ene na de andere snaar het begaf, maar de hippie-vibe liet zich niet onderdrukken. Met het heerlijke Big Love als hoogtepunt kan White terugkijken op een waardige afsluiter van zijn maand op tour met de mannen (en vrouw) van Okkervil River.

Laatstgenoemde band, afkomstig uit Austin, is alweer zo’n 15 jaar aan de weg aan het timmeren. Na een aantal vroege albums in relatieve anonimiteit, brak Okkervil River op bescheiden schaal door met conceptalbum Black Sheep Boy, waarna het ijzersterke The Stage Names ook voor internationale erkenning zorgde. In september kwam The Silver Gymnasium uit, naar aanleiding waarvan de band momenteel door de Verenigde Staten trekt.

Voor wie de muziek niet kent – Okkervil River past in dat wazige hoekje “indie rock”. Bebrilde zanger / songwriter Will Sheff begeleidt zichzelf op akoestische gitaar, en de band bestaat verder uit een gitarist, bassist, drummer en twee multi-instrumentalisten (trombone, trompet, piano, synths, gitaar). Het geluid, en vooral Sheff’s podium-persoonlijkheid doen live meer aan een wat rommelige uitvoering van Snow Patrol denken, terwijl de albums veel beter in het Americana-genre passen.

Stevige rock

Maar goed, de muziek dus. Opener It Was My Season, een heerlijke post-hartenbreker, zette de toon: FEEST. Een melancholisch feest weliswaar, maar niettemin feest. Met schitterende reflecties op wat nog het best als een schilderscanvas kan worden beschreven werd alle subtiliteit overboord gegooid ten faveure van het stevigere rockwerk (opnieuw een neiging die we bij Snow Patrol ook hebben gezien). Het gekkenhuis in het publiek barstte pas echt los bij John Allyn Smith Sails, waar voor het einde Sloop John B nog even in wordt opgenomen. Hier was allemaal niks mis mee, maar ik had graag hier en daar een rustpuntje gezien (waar was Girl in Port, bijvoorbeeld?). Daarmee was het oudere werk op, en was de rest van de setlist een combinatie van The Stand Ins en het meest recente Silver Gymnasium.

Het overweldigende gevoel van de set van Okkervil River was dan ook dat we hier te maken hadden met een band die niets anders wilde dan een feestje geven, en blijkbaar was ik één van de weinige personen in de zaal die ook even stil had willen staan bij het prachtige, meer introverte werk van deze bijzondere band. Dat is een klein smetje op een avond met twee prima acts. De rustigere liedjes lieten weer uitgebreid van zich horen via de koptelefoon in de El terug naar huis.

Jacco Kuipers