Interview met Bettie Serveert in Chicago

bettie

Bettie Serveert is een band met een missie. De Amerikaanse tour is door problemen met de werkvergunningen ingekort, en in plaats van een relaxte reis vanaf Boston, is de band na het optreden daar in één keer door komen zetten naar de Midwest.

In een tourbus waar de spullen eigenlijk net niet in passen. In vijf en een halve week zal de band het complete Noordamerikaanse continent doorkruisen. Bettie Serveert heeft al jaren een goede band met noord Amerika. Zangeres Carol van Dijk is geboren in Canada, en in de vroege jaren is de band opgepikt door de Amerikaanse college stations (mede door een “name-drop” van Brett Easton Ellis in zijn roman Glamorama). De band is op rondreis ter promotie van het laatste album, “Pharmacy of Love”. Wij spraken met Carol van Dijk tijdens de soundcheck voor hun optreden in Chicago.

Mixed Grill:
Hoe vaak zijn jullie al in Amerika geweest?
Carol van Dijk:
De eerste keer was in ’92, nog voor het eerste album uitkwam. We waren hier een weekje voor promotie, onder andere in de oude Knitting Factory in New York. Toen namen we de plaat (Palomine, red.) op in Nederland, en opeens ging het heel erg hard, voornamelijk in Amerika. Nederland kwam eigenlijk pas later, na Pinkpop. Voor die tijd hadden we al een zeven weken durende tour door de VS erop zitten. We speelden toen op een gehuurde backline, en dat was echt een ramp: alles ging kapot, om de drie dagen bliezen we wel weer wat op. Toen hebben we onze eigen spullen gekocht, en die slaan we als we niet op tour zijn op in een klein hok in Cambridge, buiten Boston. Daarom beginnen en eindigen tegenwoordig al onze Amerikaanse tours ook altijd in Boston – we moeten eerst onze spullen hebben. We hebben laatst geteld, en we kwamen erop dat dit de 69e keer is dat we door de VS hebben getourd.

MG:
En blijft het leuk?
CvD:
(Ogen beginnen te schitteren): Ja, echt wel! We konden gisteren eindelijk afreizen, waardoor het begin van onze tour niet volgens plan is gegaan. We kwamen aan, zijn meteen naar de opslag gegaan, spullen gepakt, en naar het eerste optreden gegaan. We konden zelfs niet douchen, het was alleen maar “spelen!”. Het was bomvol – mensen in Amerika zijn anders bij concerten dan Nederlanders. Ze reageren met hele heftige emoties. We krijgen complete levensverhalen te horen: wat er precies gebeurde toen ze ons voor het eerst hoorden, wanneer ze voor het eerst een video zagen… We hadden gisteravond mensen die vanuit Las Vegas waren komen rijden. Da’s een heel eind fietsen! En dan hoor je gewoon dat ze later ook nog naar Pittsburgh komen!

MG:
Voel je je bevoorrecht om als Nederlandse band hier te kunnen optreden?
CvD:
Absoluut! Maar we hebben er ook heel hard voor moeten werken. Je moet hier echt elke stad, elke zaal voor je winnen. Het gebeurt vaak genoeg dat je na een geweldig optreden in de volgende stad aankomt, en de zaaleigenaar alleen maar naar je kijkt met zo’n blik van “So What?”.

MG:
En waar zijn jullie “ fan-zones”?
CvD:
Universiteitssteden, de grotere steden. En in het bijzonder Austin, Texas. Maar daar hebben we dan ook heel vaak opgetreden.

MG:
Kunnen jullie er eigenlijk van leven?
CvD:
Amper. Wat helpt is dat Peter en ik vrijgezel zijn, geen auto hebben, en niet al te luxe hoeven te leven. Herman heeft een gezin, en combineert dit dan ook met een baan als kok, wat mooi samen gaat omdat beide ’s avonds zijn. We verblijven tijdens zo’n tour ook in Motel 6 hotels (een low-budget keten, vaak ver buiten de stad – Red.), en we moeten wel headlinen om genoeg te verdienen. Verwacht niet dat je hier ooit rijk van wordt – maar als je de huur kunt betalen, en je kunt eten, dan ben je toch rijk?

MG:
Wat gaan jullie hierna doen?
CvD:
We hebben als we terugkomen net even een paar dagen de tijd om bij te komen, en daarna gaan we weer op tournee door Nederland tot eind december. Daarnaast hebben Peter en ik een project gedaan in Australië, genaamd Me & Stupid. Als het goed is komt die plaat in januari uit. Helaas kunnen we de Australische muzikanten waarmee we dit gedaan hebben niet naar Nederland krijgen, dus vormen we daarvoor in Nederland een aparte band.

In bruikleen

Het nieuwe album, Pharmacy of Love, is begin dit jaar uitgekomen, en is alweer het 9e album van Bettie Serveert. De naam komt van Pharmacy of Life, een documentaire waarin de chemische processen achter menselijke emoties worden onderzocht. Naast de melodieuze indie-rock waar we Bettie Serveert van kennen, wordt het geluid voor dit album uitgebreid met stevigere rock (“Deny All”) en een psychedelisch uitstapje (“Calling”). Het vaste trio met Van Dijk op gitaar en zang, gitarist Peter Visser en bassist Herman Bunskoeke is voor deze tour aangevuld met Voicst-drummer Joppe Molenaar ( “ We hebben ‘m in bruikleen, en hebben moeten beloven dat we ‘m in goede staat terugbrengen.” Aldus Van Dijk).

MG:
Hoe is het album tot stand gekomen?
CvD:
We hadden weer zin in een bak herrie maken, na Bare Stripped Naked (een semi-akoestisch album, Red.). We hadden eigenlijk al een heel album geschreven en opgenomen. Die zaten we toen met de crew terug te luisteren, en na afloop was het overweldigende gevoel: “Tja, hij is wel heel saai…”. Dus we hebben dat album weggegooid en zijn opnieuw begonnen. Alleen “What They Call Love”, de afsluiter van Pharmacy of Love is overgebleven. Dat was dan ook het wildste nummer van de hele plaat.
Toen we de oude opnames afwezen, waren we nog op tour door Nederland. We hebben die tour eerst afgemaakt, en hebben toen Joppe gevraagd om mee te doen. Die heeft ons door de jaren heen gezegd dat hij beschikbaar zou zijn als we een keer een drummer nodig hebben, en dat viel eigenlijk perfect op z’n plaats ten tijde van de sabbatical van Voicst.
De opnames zijn gemaakt in een studio in een heel klein plaatsje in de Belgische Ardennen. We waren op zoek naar een locatie die ver genoeg van Amsterdam was om afgezonderd te zijn, maar dichtbij genoeg om in geval van nood terug te komen. Daarnaast was het ook lekker om een locatie te hebben waar we konden koken, zodat je niet telkens onderbroken wordt tijdens de opnames. We wilden ook heel snel kunnen opnemen: op de vocalen na waren alle opnames in vijf dagen klaar. We hadden alle songs al geschreven, en uitgebreid gerepeteerd. Daardoor konden de opnamen lekker snel gebeuren: één dag soundchecken, vier dagen opnemen.

MG:
Het nummer “Calling” intrigeert. Wat is het verhaal hierachter?
CvD:
Dit zijn eigenlijk drie werelden die bij elkaar komen: we hadden twee delen, het Sonic Youth achtige intro, en de daaropvolgende drone, al klaar, toen Joppe bij een repetitie voor de gein iets totaal anders speelde, wat eigenlijk perfect werkte. De break die hij erin gooide is uiteindelijk ook op het album gekomen.

MG:
Het gevoel dat wij kregen bij beluistering is dat jullie strijdlustig zijn. Is dat ook het gevoel?

CvD:
Ja – gewoon weer lekker rocken!

Bij het optreden ’s avonds blijkt die strijdlust: na een rustige start met oude kraker Palomine gaat de nadruk op nieuwer werk en het stevige geluid dat daarbij hoort, waarbij opvalt hoeveel vaart drummer Joppe Molenaar toevoegt aan de Bettie-sound. Het publiek is weliswaar niet meer van studentikoze leeftijd (hetgeen ook lastig is in een land waar het merendeel van de concerten voor 21 jaar en ouder is), maar geniet even veel. De band staat ook te glunderen, blij om weer terug te zijn in Amerika. En na de set gaan de spullen in de inmiddels grotere bus, en vertrekken “de Betties” naar Minnesota, en naar hun verdere verovering van het Amerikaanse continent. Stad voor stad.