Recensie: Elbow – Build a Rocket Boys!

elbow build a rocket boys

Het moet een geruststellende gedachte zijn voor onzekere gevoelige muzikale jongens over de hele wereld, dat een nerderig gezicht met wilde krullen (Coldplay), een lui oog (Radiohead) of een bar-hangend gevalletje overgewicht (Elbow) commercieel succes niet in de weg hoeft te staan.

Sinds de band 10 jaar geleden het debuutalbum Asleep in the Back uitbracht, heeft het vijftal zich gestaag omhoog gewerkt vanuit de obscuriteit naar orkestrale sessies op Abbey Road en de prestigieuze Engelse Mercury Music Prize voor het vorige album The Seldom Seen Kid. Sterke melodieën, de rust om songs geleidelijk aan tot bloei te laten komen, de list raspende stem en tot de verbeelding sprekende teksten van zanger Guy Carvey bleven niet onopgemerkt. In Europa is de band inmiddels Groot, en zelfs in de Verenigde Staten (waar melodieuze licht-progressieve rockmuziek nu niet bepaald de norm is) begint de band de aandacht te trekken.

Vijfde studioalbum

Build a Rocket Boys is alweer het vijfde studioalbum van de band. De titel is een verwijzing naar de tijd voor de grote doorbraak, toen de band nog probeerde als funk-groep de aandacht te wekken. Het is een melancholische en licht-optimistische plaat geworden, na het cynisme van Leaders of the Free World en de relationele overwegingen van The Seldom Seen Kid.

Meer dan ooit voelt de groep zich gesterkt in haar werkwijze van rustige opbouw, theatraal symfonische erupties, en het regelmatig achterwege laten van enkele van de instrumentalisten. Opener The Birds bouwt op een oneindige zanglijn, opborrelende elektronica en de orkestrale ontlading aan het einde. Lippy Kids is weer “vintage” Elbow, waarbij Carvey ruimschoots de ruimte krijgt boven een introverte pianolijn. In With Love is de muzikale begeleiding ook in eerste instantie erg ingehouden.

Dwingende verzoek

De falsetto van Carvey wordt af en toe aangevuld door een koor dat de titel eerder uitspreekt dan zingt, waar het tweede gedeelte haast canon-achtig meerdere zanglijnen op elkaar stapelt. Neat Little Rows houdt de luisteraar constant in het ongewisse over maatsoort en muzikale vorm, zonder een niemendalletje te worden. Tekstueel is dit wat duisterder dan de eerste tracks: “Lay my bones in neat little rows” is het dwingende verzoek van Carvey, voordat halverwege de maatsoort weliswaar duidelijk wordt, maar de toonsoort tijdelijk lijkt te verdwijnen.

Het folk-achtige Jesus Is a Rochdale Girl (een verwijzing naar de omgeving waar de band oorspronkelijk vandaan komt) schakelt vervolgens weer terug met getokkelde akoestische gitaar, de bariton van Carvey en een vreemd overstuurd orgel ergens in een hoekje.

Fantastisch drumwerk

Wat hopelijk duidelijk wordt uit bovenstaande beschrijvingen, is dat Elbow erin slaagt om elk nummer een eigen muzikale wereld te geven, zodat de nummers ondanks de zang van Carvey eigenlijk niet op elkaar gaan lijken (een euvel waar de band vroeger nog wel eens problemen mee had). Waar we ook nog even de aandacht op willen vestigen is het (opnieuw) fantastische drumwerk van Richard Jupp: de man kiest duidelijk voor iedere track tussen hetzij een drumpartij die bijzonder is en wat toevoegt, of helemaal geen drumpartij. Hierdoor wordt het contrast tussen (relatief) hard en zacht nog verder benadrukt. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de heren, die van oudsher toch al geen rockers waren, nu wel erg mellow uit de hoek komen.

Nergens barst het geweld los zoals in het eerdere hitje Grounds for Divorce, of het moet van een koor of orkest komen. Ach, ze worden ook allemaal een dagje ouder. En Build a Rocket Boys! bewijst dat ouder worden heel elegant kan gebeuren.